Ik wou dat ik een muis was. Die beestjes zien er schattig uit, eten lekker veel kaas, en kunnen heel snel lopen zonder daarvoor Start To Run te moeten volgen. En als ik dan nog mag kiezen welke muis ik wil zijn, wil ik het liefst het leven van de slaapmuis leiden. De slaapmuizen slapen overdag en zijn ’s nachts vrij actief, en ze houden een winterslaap die bij sommige soorten wel zeven maanden kan duren (bedankt Wikipedia)! Stel je eens voor, zeven maanden slapen in een knus nestje. Ik ben al blij als ik ’s nachts mijn batterijen zeven uur kan oplaten, wat zou zeven maanden dan met je doen?
De laatste tijd kan ik mezelf niet wakker houden. Ik weet niet of het een winterdip is of een echt gebrek aan nachtrust, maar ik val op de meest onvoorspelbare tijdstippen in slaap. Op het werk ben ik een energiebom, maar van zodra ik een voet op de trein zet, vallen mijn ogen dicht. Ik heb op de trein de vreemdste dromen, en als ik verschrikt wakker schiet, staren mijn medereizigers mij argwanend aan. Gisteren droomde ik bijvoorbeeld dat ik een grote marshmellow was en dat ik zwom in een zee van milkshake en frambozencoulis. Maar dat kan ook te maken hebben met mijn naderende bezoek aan de cursus van de Weight Watchers. Die dromen zijn nog prettig, en hebben me nog nooit in verlegenheid gebracht. De genante momenten zijn die waarop je beseft dat je in slaap aan het vallen bent, en dat je hoofd naar beneden tuimelt, steeds maar opnieuw en opnieuw. Het vreselijke aan die situatie is dat je meestal in je hoofd nog wakker bent, maar je lichaam wil niet meer mee. Dus je roept in je hersenpan tegen jezelf: “Stop daarmee! Hou je hoofd gewoon recht!”, maar het is al te laat en voor je het weet lig je te snurken tegen die arme oude vrouw naast je.
Mijn grootste slaapfrustratie van de laatste dagen was onze dekbedovertrek. Het deken zat niet goed vast in de overtrek, met als resultaat dat er vanboven steeds een stukje lag waar geen deken meer in terug te vinden was. Zo’n flapperend stukje stof net onder je kin is allesbehalve gezellig en knus. En omdat mijn vriend me stiekem saboteert en het deken dat er wél nog zit allemaal naar zich toe trekt, blijft er voor mij bijna niets over. Zo eindig ik elke avond bibberend onder het equivalent van een zakdoek. Geen wonder dat ik ’s ochtends wat meer moeite moet doen om op te staan. En het vooruitzicht van mijn trein die wéér een half uur vertraging heeft, is ook geen stimulans om mijn bed uit te komen. Zeker niet als mijn wederhelft nog rustig naast mij ligt te spinnen, ik vergeef hem zijn sabotage van zodra ik zijn schattige slaapkop zie. Zijn rustige en warme lichaam smeekt mij om nog even tegen hem aan te kruipen, en zo wordt het elke dag wat moeilijker om de wijde en koude wereld in te trekken.
Dus vanaf morgen, 1 december, begint de grote aftelrace. Dan moet ik nog 24 dagen doorkomen vooraleer ik in mijn eigen persoonlijke winterslaap kan vallen. De week tussen Kerst en Nieuwjaar heb ik vakantie, en die zal voornamelijk onder een dekentje en met gesloten ogen doorgebracht worden. Dus aan iedereen die mij kent en zich tijdens die week zorgen maakt over mij omdat ik niet binnen het uur sms’jes en mails beantwoord: wees gerust, ik kom nog terug! Ik ben gewoon even tijdelijk getransformeerd in een slaapmuis.