Vandaag heb ik een goede raad voor iedereen die vier uur en veel frustraties op overschot heeft. En mijn goede raad telt maar een woord: pompoensoep.
Vorige week besloot ik dat mijn leven te druk is, en dat ik even een pauze moest nemen om de nakende krankzinnigheid en huilbuien te vermijden. Minder dan een minuut na dat besluit lag mijn verloffiche voor komende maandag al op het bureau van mijn baas. Nog een aantal minuten later danste ik door de gangen op mijn werk. Ik had een dag vrij gekregen! Ik ging een superlang weekend tegemoet. Ik had drie dagen na elkaar vrij, om te doen wat ik wou, wanneer ik het wou, met wie ik wou en hoe ik het wou. Maar eigenlijk had ik maar één doel; drie dagen lang van de wereld verdwijnen, mij opsluiten in de veilige cocon van mijn appartement en de armen van mijn vriend. Ik zou dingen doen waar ik normaalgezien geen tijd voor heb en ik zou met niets of niemand rekening moeten houden. Zalig.
Mijn eerste idee heb ik gisteren uitgevoerd. Ik heb pompoensoep gemaakt. Ik dacht dat dat een relaxerende bezigheid zou zijn. Ik word altijd rustig van groenten snijden, dat geeft mij steeds een gevoel van zen. Ik had gevraagd aan mijn vriend om voorgesneden stukken mee te brengen uit de supermarkt. Die had hij niet gevonden, dus ik stond op mijn eerste vrije dag oog in oog met iets waarvan ik toen nog niet wist dat het mijn toekomstige vijand zou worden. Een dikke, zware, harde pompoen. En omdat mijn vriend nog naar de scouts moest, liet hij mij alleen achter met het oranje gevaarte. “Geen probleem,” dacht ik, en ik haalde mijn grootste mes boven. “Een paar keer goed steken en dan valt hij wel vanzelf uit elkaar.” Neen dus. Een kwartier later was ik de wanhoop nabij en stond ik op de pompoen in te hakken als een miniatuur-Rambo. Heel mijn keuken was intussen oranje gespikkeld, en overal lagen glibberige pompoenpitjes. Tot zover mijn luie zaterdagnamiddag. Ik ben drie uur bezig geweest met het snijden (hakken als een gek) en kuisen (slijmerige pitjes die constant uit mijn handen floepten) van mijn pompoen. Na het gevecht liet ik mij in de zetel vallen. Ik was kapot. Maar ik was wel verlost van al mijn opgekropte woede, én ik had het leuke vooruitzicht van een warme kom soep voor het avondeten.
Intussen hebben we al zeker vijf grote borden op, en nog steeds is er genoeg soep over om mij morgen door mijn laatste vrije dag te slepen. Ik ga er enorm van genieten, vrij van stress en drukte. Gewoon ik, onder een dekentje voor de tv, met pitjes om heel de dag op te knabbelen. En ’s avonds een lekkere microgolfmaaltijd. Net als alle komende dagen van de week. Ik kan geen verse groenten meer zien.